Tienduizenden vrijwilligers van kleine verenigingen moeten aan de bak vanwege nieuwe wet

Kees te Boekhorst heeft het voorzitterschap van badmintonvereniging De Harpoen in het Noord-Hollandse dorp De Rijp neergelegd. ‘Ik zat tegen een muur te praten.’

Dat zit zo. Per 1 juli moeten alle verenigingen, stichtingen en coöperaties aan nieuwe wetgeving voor zorgvuldig bestuur voldoen. Aan deze Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR) is een lange voorgeschiedenis voorafgegaan, maar in november vorig jaar ging de Eerste Kamer akkoord. Praktisch betekent het dat over een maand iedere Nederlander die een bestuursfunctie heeft (al dan niet als vrijwilliger), met zijn bestuur om de tafel moet hebben gezeten om de eigen statuten door te nemen.

Het bleef lang stil rond deze nieuwe wet, in feite een aanpassing van het Burgerlijk Wetboek. Corona zal daar mede debet aan zijn: het sportieve en culturele leven lag nagenoeg stil. Maar sinds enige tijd gaat het als een olievlek door verenigingsland: kom in actie! Nederland is bij uitstek een land van vrijwilligers en lokale clubs. Alleen al De Rijp (4.000 inwoners) kent 42 kleine verenigingen. Maar Te Boekhorst, met zijn club met 35 leden, stuitte op het sentiment dat je ook met een paar man elke week een baan kunt huren om een potje te badmintonnen. Want op 1 juli al is de wettekst leidend boven eigen interne reglementen.

Hoofdelijke aansprakelijkheid bij failliet of financieel tekort

Wat eist de WBTR? Het gaat om grofweg vijf belangrijke veranderingen. Meest in het oog springend is de hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurders bij een failliet of ernstig financieel tekort. Een bestuurder moet kunnen aantonen dat hij niet nalatig is geweest en behoorlijk heeft bestuurd. Kan hij dat niet, dan is hij privé aansprakelijk.

Het is daarom zaak dat elke stichting of vereniging een ‘bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering’ afsluit. Stel, besloten wordt een nieuw clubhuis te bouwen. Het bestuur doet een eerste aanbetaling aan de aannemer, maar die gaat op de fles. Dan moet het bestuur kunnen aantonen dat de besluitvorming deugdelijk was en er gedegen onderzoek naar de aannemer is geweest.

Voorts mogen bestuurders geen tegenstrijdig belang hebben, moet er een regeling zijn voor afwezigheid van het bestuur en mag nooit één bestuurder over een meerderheid van de stemmen beschikken.

Probleem bij de wet is dat hij in gang is gezet na spraakmakende schandalen bij grote organisaties (woningcorporatie Vestia, thuiszorgorganisatie Meavita, scholenkoepel Amarantis). Die noopten, volgens verantwoordelijk minister Sander Dekker (Rechtsbescherming), tot ‘een professionaliseringsslag’. Zo moeten wanbestuur, zelfverrijking en taakverzuim worden voorkomen.

Cultural governance

Langzaam druppelt nu door dat alle stichtingen en verenigingen, hoe klein ook, moeten voldoen aan de nieuwe voorwaarden, mede voortbordurend op codes voor ‘goed bestuur’ of ‘cultural governance’ die al bestaan. Er circuleert op internet inmiddels een woud aan webinars en stappenplannen, plus aanbiedingen voor juridisch advies tegen betaling. Want juist de kleine verenigingen ontberen vaak expertise op dit gebied.

‘Ik vind het een goede wet’, zegt Jan Huib Pannekoek, die de juridische zaken behartigt bij de Nederlandse Vereniging van Bioscopen en Filmtheaters. Deze NVBF telt 240 leden: naast 32 grote filmtheaters veel kleine filmhuizen die de stichtingsvorm hebben. ‘Het is best een klus om alle checks-and-balances goed vast te leggen. Kleine stichtingen met een paar vaste krachten en een groot aantal vrijwilligers zien veel over zich heen komen. Maar het is heel gezond dat de kussens worden opgeschud en dat over ieders rol duidelijke afspraken worden gemaakt.’

 

‘Er is geen enkele reden nu ineens angstig te worden en van bestuursfuncties af te zien. Het gaat in de praktijk vooral om een beter bewustzijn over zaken die normaal gesproken al gangbaar zijn in een bestuur.’

Daartoe behoren ook simpele dingen als: maken we goede notulen van onze vergaderingen? Worden die toegankelijk opgeslagen? Hanteren we het vier ogen-principe bij grote uitgaven? Is een kascommissie voldoende of huren we een accountant in?

Nog geen run op het notariaat

Er is nog iets: de voorwaarden die de WBTR stelt, moeten tussen nu en vijf jaar in de statuten van een stichting, vereniging of coöperatie worden vastgelegd. Dat betekent een gang naar de notaris. De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie biedt haar leden (Nederland telt ongeveer 1250 notarissen) inmiddels cursussen aan, die volgens een woordvoerder goed worden bezocht. Maar van een run op het notariaat is volgens hem nog geen sprake, wat illustreert dat verenigingsland de tijd neemt voor de WBTR.

Jannes Wolff  is al 26 jaar penningmeester van Skeelerclub Oost-Veluwe in Heerde, die tweehonderd leden telt. Eigenlijk is goed bestuur tegenwoordig: twee termijnen van vier jaar en dan aftreden. ‘Tja, ik heb van de algemene ledenvergadering nog nooit gehoord dat ik zou moeten stoppen’, zegt Wolff. ‘En ik doe het graag, ik steek er veel tijd en energie in.’

Met zijn bestuur heeft Wolff inmiddels een checklist doorgenomen, om te kijken of hun werkwijze aan de nieuwe eisen voldoet. ‘We zullen op termijn wel wat dingen in ons statuut moeten aanpassen, maar dat kan alleen als de jaarlijkse algemene ledenvergadering daarmee heeft ingestemd. Dan gaan we daarna een notaris zoeken. Dat is tegenwoordig een heel gepuzzel, want de tarieven verschillen nogal. De tijd dat de notaris het voor een doos gebak deed, is ook voorbij.’

 

DIT STAAT IN DE NIEUWE WET VOOR GOED BESTUUR

-De hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurders krijgt een grotere reikwijdte.

-Bij een tegenstrijdig belang moet een bestuurder zich van besluitvorming onthouden.

-Één bestuurder mag nooit meer stemmacht hebben dan de andere bestuurders tezamen.

-Er dient een regeling te zijn ‘voor ontstentenis of belet’ (afwezigheid) van het bestuur.

-Bij grotere verenigingen of stichtingen wordt een raad van toezicht aanbevolen.

-Afspraken moeten statutair bij de notaris worden vastgelegd.

Bron: Volkskrant, 30 mei 2021